Ons verleden leeft. Met de nadruk op identiteit zoeken mensen de symbolen van ‘ons kent ons’. Op 25 maart werkte muziekvereniging Harmonie Arti  daar van harte aan mee. Alsof de Monumentendag twee maal per jaar plaats vindt, bood het harmonieorkest Groot Arti daarvoor een mooi programma in het Alphense Parktheater.

Nog voor er maar een noot geklonken had, stond daar Het Vaandel links van de ruim vijftig muzikanten. Donker van kleur, de letters zilverachtig, die vorm: onmiskenbaar het teken van ‘onze’ club, parochie, jagersvereniging, vakbond en ook muziekvereniging. Het vaandel, symbool ook van de film die na de pauze werd vertoond: Fanfare, in 1958 gemaakt door Bert Haanstra. De muzikale versie van ‘Alleman’, het Nederland van het midden van de vorige eeuw. Want dat deed Arti ook. Het concert paste in de feestavond van vroeger, muziek voor de pauze en een film of toneel daarna. Aan het eind van de pauze werd de film muzikaal ingeleid door een mini harmonie. Zij lieten horen hoe heel uiteenlopende melodieën, in de film uit concurrentiedrift ontwikkeld zomaar in een welluidende eenheid eindigen. De moraal: dat doet muziek.

Zo was ook het concert. Zes, in stijl concurrerende werken op rij, allen van de hand van één componist, Alfred Reed. Hij stond op een voetstuk. Dat gold ook voor de manier waarop Arti het repertoire speelde. Feestelijke fanfares in de opening, gevolgd door een klassieke ouverture, passend bij zoiets als een Amerikaanse jeugdband, dan ineens de intense rust van een ‘Nocturne’, waarin je noot voor noot hoort. Dat vraagt durf en beheersing. Later tijdens een hymn, een bewerkte psalm, ontstond opnieuw die diepe stilte, secondelang na de laatste noot. Dat is muziek maken. Net zoals de wilde ritmes van de Armeense dansen en aan het eind van het concert, de dansende motieven in Hollywood en Broadway-stijl. Haal het doek maar op; de film kan beginnen. Een monumentale avond rond het vaandel. Dat was het.